Sinds 2014

 

 

 

9. Schone kleren

"In 2030 leven wij in een wereld waar industrieën het geld dat zij verdienen ook inzetten om ons leven beter te maken."

 

Dit is de duurzame ontwikkelingsdoelstelling van de VN, ondersteund door 193 wereldleiders. Het doel is onderdeel van een plan met zeventien punten, waar industrie, innovatie en infrastructuur onderdeel van zijn.

 

Hoe draag ik zelf bij aan dit doel?

In 2014 ben ik samen met goede vrienden van 11.11.11 Brugse poort naar een tentoonstelling van de koppenreportage ‘Made in Bangladesh’ geweest. De tentoonstelling was georganiseerd door Oxfam Wereldwinkel en Wereldsolidariteit . De aanwezigen waren Tim Vanderheyden, Celine Willmore van de VRT en Herman Peeters van Wereldsolidariteit.

Na de reportage hebben Tim en Celine verteld wat zij in Bangladesh hebben meegemaakt. Wat mij vooral is bijgebleven is van hun verhaal is het volgende:


1. Arbeiders werken in zeer slechte omstandigheden en er vindt ook kinderarbeid plaats. Vlak voordat de ramp van Rana Plaza plaatsvond hadden arbeiders al een krakend geluid gehoord. Als reactie hierop was iedereen naar buiten gelopen, maar een half uur later moesten ze terug het gebouw in en verder werken. Een week later stortte het gebouw in. Dit had voorkomen kunnen worden in het geval de arbeiders zich kunnen wenden tot bijvoorbeeld een vakbond, maar dit was niet het geval.


2. Toen Tim naar de sloppenwijk in Dhaka ging (waar ongeveer 4 miljoen mensen leven) heeft hij ons verteld dat de geur ondraaglijk was en dat de steegjes vol lagen met restafval en uitwerpselen van mensen.

 

Nadat Tim en Celine hun verhaal hadden gedaan, vertelde Herman Peeters van Wereldsolidariteit over het financiële aspect. Hij vertelde over het salaris van een gemiddelde arbeider, wat rond de 30 euro ligt. Dit vond ik ongelofelijk om te horen. Ik droeg op het moment van de presentatie een broek van Tommy Hilfiger die ik voor 119 euro had gekocht. Ik vroeg mij direct af welk percentage hiervan uiteindelijk terecht zou komen bij de arbeider. Herman gaf aan dat dit 0,6% is. Dit percentage komt neer op 70 cent. Toen kwam bij mij de vraag op waar de rest dan naartoe gaat.


Herman gaf de volgende percentages aan:

- 0,9% overheidskosten
- 4% winst voor de fabriek in Bangladesh
- 4% tussenpersonen
- 8% transportkosten
- 12% materiaalkosten
- 12% winst voor het merk
- 59% kleinhandel

Ik keek even naar Cecilia die naast mij zat en fluisterde: ‘0,6% voor de arbeiders? Die verhoudingen zijn wel heel scheef!’. De vraag die ik mij vervolgens afstelde is:
Moeten wij als consument dan meer betalen voor onze kleding? Nee, helemaal niet. Persoonlijk vind ik dat ik al veel te veel betaald heb voor mijn broek. Moet ik overschakelen naar ethische kledij?


Wat is dan de oplossing? De verantwoordelijken moeten samen naar een oplossing zoeken, want de verhouding moet veranderen. Maar hoe krijgen wij dit in mekaar?


Een paar maanden na de tentoonstelling ben ik in het ziekenhuis beland met een depressie. Dit kwam doordat mijn ouders zijn teruggekeerd naar hun geboorteland. Daarnaast kampte ik ook nog met een aantal andere problemen. Dit heeft van 2014 tot 2018 geduurd.
Omdat sommige problemen te groot zijn om alleen te kunnen oplossen, heb ik besloten om sinds 2019  WSM voor hun campagne voor “schone” kleren te steunen.


Bedrijven moeten mensenrechten respecteren en dit kan gerealiseerd worden aan de hand van internationale wetgeving.

Promofilmpje 


20-07-2023

Met dank aan: